|
De mooie Wassilissa
Een
- De goede moeder gaat dood
In
een afgelegen koninkrijk leefde eens een koopman met zijn vrouw en hun
enige mooie dochter Wassilissa. Toen het kind acht jaar was, werd de vrouw
plotseling heel ziek. Op haar doodsbed riep zij Wassilissa bij zich, gaf
haar een pop en zei:
Luister, kindjelief, dit zijn mijn laatste woorden: vergeet ze niet.
Ik ga sterven en laat je mijn zegen en dit popje na. Houd het altijd bij
je en laat het aan niemand zien. In geval van nood vraag je haar om raad.
Daarna kuste zij haar dochter voor de laatste keer en stierf.
De
koopman rouwde lang over zijn vrouw, maar toen besloot hij opnieuw te
trouwen en koos een weduwe met twee dochters. Maar voor zijn dochter Wassilissa
was het huwelijk niet zo geslaagd, want de nieuwe vrouw was een echte
stiefmoeder. Zij liet haar alle zware karweitjes opknappen in de hoop
dat zon en wind haar schoonheid teniet zouden doen.
Maar Wassilissa verdroeg alles zonder klagen en werd met de dag mooier,
terwijl haar stiefzusters van pure jaloezie steeds magerder en lelijker
werden, hoewel zij de hele dag geen hand hoefden uit te steken. Maar de
pop troostte Wassilissa en nam haar veel werk uit handen.
Er ging een jaar voorbij en Wassilissa kreeg veel huwelijksaanzoeken.
Maar zij mocht niet trouwen vóór haar stiefzusters die door
niemand werden gevraagd. Op een keer moest de koopman op reis naar een
ander land. Tijdens zijn afwezigheid verhuisde de stiefmoeder naar een
huis aan de rand van een groot bos. En in datzelfde bos stond op een open
plek een klein huisje, waarin de Baba Jaga woonde. De Baba Jaga liet niemand
in haar buurt komen en wie het toch deed, at zij op. Voor de stiefmoeder
stond het nieuwe huis precies op de goede plek. Zij stuurde Wassilissa
voortdurend het bos in, maar behulp van haar popje keerde zij steeds behouden
terug.
Op een herfstavond gaf de stiefmoeder de drie meisjes werk te doen. De
een moest breien, de ander borduren, maar Wassilissa moest spinnen. Daarna
deed de stiefmoeder het vuur uit en liet alleen een klein lichtje branden
opdat de meisjes bij het werk konden zien. Zelf ging zij naar bed. De
kaars begon lager te branden en een van de stiefdochters nam haar breinaald
om de pit schoon te maken; daarbij doofde zij met opzet het vlammetje.
Ze had geen licht nodig zei ze. Haar breinaalden glansden helder genoeg,
en de ander zei dat haar borduurnaald ook genoeg licht gaf. Maar Wassilissa
moest naar de Baba Jaga om vuur te halen en zij duwden haar de kamer uit.
Twee - De zoektocht
Wassilissa ging naar haar kamer, gaf haar popje te eten zoals altijd en
vertelde dat zij het bos in gestuurd was. Het popje zei haar niet bang
te zijn en haar mee te nemen, dan zou haar niets overkomen.
Hoewel zij doodsbenauwd was, stopte Wassilissa haar popje in haar zak,
sloeg een kruis en ging het bos in. Plotseling reed er een in het wit
geklede ruiter op een wit paard voorbij en het werd dag. Een verder reed
er een in het rood geklede man voorbij op een rood paard en de zon ging
op. De hele dag en de hele nacht liep Wassilissa door het bos en op de
avond van de volgende dag kwam zij bij een hut die omgeven was door een
palissade van mensenbeenderen. Op de palen waren schedels gestoken. De
deurposten waren van beenderen, de klink was een mensenarm en het slot
was een mond met grijnzende tanden. Wassilissa viel bijna flauw van schrik
en bleef als aan de grond genageld staan. Toen kwam er plotseling een
andere ruiter voorbij, dit keer geheel in het zwart en op een zwart paard.
Hij sprong af, maakte de deur open en verdween alsof de grond hem opgeslokt,
en alles was zo zwart als de nacht. Even later begonnen de ogen in alle
schedels op de palissade te gloeien en op de open plek werd het zo licht
als midden op de dag. Wassilissa beefde van angst, maar omdat ze niet
wist waar ze heen moest, bleef ze waar ze was.
Toen begonnen de bomen te ruisen en de Baba Jaga verscheen gezeten op
een vijzel; zij stuurde met een stamper en veegde haar sporen met een
bezem weg. Bij de deur aangekomen, snuffelde ze en schreeuwde dat het
naar Russen rook en vroeg wie er was.
Ik ben het, grootmoedertje. Mijn stiefzusters hebben mij naar u
toegestuurd om vuur te halen.
Goed, zei de Baba Jaga, ik ken hen. Blijf jij maar een
poosje bij mij, dan krijg je vuur. En als je dat niet doet, eet ik je
op.
Drie
- Het grote werk begint
Dus
gingen ze samen naar binnen. De Baba Jaga ging liggen en gaf Wassilissa
opdracht haar alles wat in de oven was te eten te brengen.
Er was genoeg voor tien, maar de Baba Jaga at alles op en liet voor Wassilissa
alleen een korst brood en wat soep over.
Daarna zei ze:
Als ik morgen wegga, moet je het erf vegen, de hut schoonmaken,
het middageten koken, de was doen en dan in de graanschuur de beschimmelde
aren van de goede aren scheiden. Alles moet klaar zijn als ik thuiskom,
want anders eet ik je op.
Toen de Baba Jaga in haar bed begon te snurken, gaf Wassilissa haar eten
aan het popje en vertelde haar van het vele werk dat zij moest doen. Maar
het popje zei haar dat ze het eten zelf moest opeten en niet bang moest
zijn, maar haar gebeden zeggen en naar bed gaan; want de ochtend was wijzer
dan de avond.
Vroeg in de morgen toen Wassilissa wakker werd en de ogen in de schedels
juist doofden, reed de witte ruiter voorbij en het werd licht. De Baba
Jaga floot en vijzel, stamper en bezem verschenen; de rode ruiter reed
voorbij en de zon ging op. Toen de Baba Jaga weg was, bleef Wassilissa
alleen achter en stond bedrukt te peinzen over welk werk ze het eerste
zou doen. Maar alles was al gedaan en het popje zocht net de laatste beschimmelde
aren eruit. Wassilissa noemde haar popje haar redster, zei haar dat zij
haar voor een grote ramp had behoed en het popje vertelde haar dat ze
nu alleen nog maar eten hoefde klaar te maken.
Toen het avond begon te worden dekte Wassilissa de tafel en wachtte, en
toen de Baba Jaga kwam en vroeg of alles was gedaan, zei Wassilissa:
Kijkt u zelf maar, grootmoedertje.
De Baba Jaga controleerde overal en ontstak in woede, omdat ze geen fouten
kon vinden, maar ze zei alleen maar:
Ja, het is goed.
Toen riep ze haar trouwe dienaren die haar graan moesten malen. Daarop
verschenen drie paar handen die begonnen te malen. De Baba Jaga schranste
net zoveel als de voorgaande dag en zei toen tegen Wassilissa dat zij
de volgende dag hetzelfde werk moest doen, maar bovendien het maanzaad
op de graanzolder lezen en het afval netjes wegruimen.
Opnieuw vroeg Wassilissa haar popje, dat haar zei net zo te doen als de
avond tevoren; en de volgende dag deed het popje alles wat Wassilissa
had moeten doen. Toen de oude vrouw thuiskwam controleerde zij alles en
riep daarna haar trouwe dienaren weer. De drie paar handen verschenen
weer, haalden het maanzaad en persten de olie eruit. Terwijl de Baba Jaga
at, stond Wassilissa stil naast haar.
Wat sta je daar te staren met je mond dicht? vroeg de Baba
Jaga. Heb je je tong verloren?
Als u het goed vindt, zou ik u een paar vragen willen stellen,
zei Wassilissa.
Vraag maar, zei de Baba Jaga, maar denk erom dat niet
alle vragen wijs zijn. Veel kennis maakt vroeg oud.
Wassilissa vertelde haar dat zij alleen iets over de ruiters wilde vragen.
De Baba Jaga zei haar dat de eerste haar dag was, de rode haar zon en
de zwarte haar nacht.
Vijf
- Het geheim
Daarna
dacht Wassilissa aan de drie paar handen, maar durfde niet verder te vragen
en hield haar mond.
Waarom vraag je verder niets? zei de Baba Jaga.
Zo is het genoeg, zei Wassilissa. U heeft zelf gezegd,
grootmoedertje, dat te veel kennis oud maakt.
Daarop zei de Baba Jaga dat zij er verstandig aan had gedaan alleen te
vragen naar wat zij buiten voor de hut had gezien, maar dat zij zelf nu
ook haar vragen had. En zij vroeg hoe Wassilissa met al haar werk
was klaargekomen.
Wassilissa vertelde dat de zegen van haar moeder haar had geholpen.
Dat is het dus, zei de Baba Jaga. Maak dan maar dat
je wegkomt, ik heb in mijn huis geen zegen nodig, en zij duwde Wassilissa
de kamer uit en door de deur naar buiten, pakte een schedel met zijn gloeiende
ogen van de palissade, stak hem op een stok en gaf hem Wassilissa.
Hier is het vuur voor je stiefzusters, zei ze, neem
maar mee naar huis.
Wassilissa maakte dat ze wegkwam. Op de avond van de volgende dag kwam
ze thuis en wilde de schedel weggooien. Maar er kwam een stem uit vandaan,
die zei dat zij dat niet moest doen, maar hem bij haar stiefmoeder moest
brengen. En omdat Wassilissa geen licht in het huis zag, deed zij dat
ook.
Voor het eerst werd zij vriendelijk door haar stiefmoeder en stiefzusters
ontvangen. Zij vertelden haar dat zij sinds haar vertrek geen vuur meer
hadden gehad, dat ze geen vuur hadden kunnen maken en dat het van de buren
geleende vuur was uitgegaan toen het de kamer in was gebracht.
Zes
- De vernietiging
Misschien gaat jouw vuur niet uit, zei de stiefmoeder.
Zij nam de schedel mee de woonkamer in, maar de gloeiende ogen van de
schedel staarden haar en haar dochters voortdurend in de ogen, tot diep
in de ziel. Zij probeerden zich te verstoppen, maar de ogen volgden hen
overal en toen de ochtend kwam, waren zij tot as verbrand.
Toen het licht werd, begroef Wassilissa de schedel, deed de deur op slot,
ging naar de stad en vroeg een eenzame vrouw haar tot de thuiskomst van
haar vader bij zich te laten wonen; en daar wachtte zij.
Zeven
- Er is werk te doen
Maar
op een dag zei ze tegen de oude vrouw dat ze zich verveelde zonder werk
en vroeg haar vlas te kopen om te spinnen. Maar het garen dat Wassilissa
spon was zo dun en fijn als een zilveren haar, en geen weefstoel paste
erbij. Dus vroeg Wassilissa haar popje om raad. In een enkele nacht zorgde
het popje voor een prachtige weefstoel, en toen in het voorjaar het linnen
geweven was, gaf Wassilissa het aan de oude vrouw en vertelde haar dat
zij het moest verkopen en het geld mocht houden. Maar de oude vrouw bracht
het naar koninklijk paleis; de koning zag het en vroeg hoeveel zij ervoor
wilde hebben. Zij zei dat niemand een dergelijk weefstuk kon betalen dat
zij het als geschenk had meegebracht.
De koning bedankte haar, gaf haar geschenken en liet haar weer gaan. Maar
er was geen kleermaker te vinden die van het linnen hemden kon naaien,
zo fijn was het. Toen liet de koning de oude vrouw bij zich roepen en
zei haar, dat als zij de stof gesponnen en geweven had, zij ook de hemden
moest kunnen naaien. Daarop vertelde zij hem dat een mooi jong meisje
de stof had gemaakt. De koning zei dat het meisje de hemden moest naaien.
Acht
- Dit is wat zij vermag
Dus
naaide Wassilissa een dozijn van de allermooiste hemden en de oude vrouw
bracht ze naar de koning. Ondertussen waste Wassilissa zich, kamde zich,
trok haar mooiste kleren aan en ging voor het raam zitten wachten.
Tenslotte kwam er een dienaar van het hof en zei dat zijne majesteit de
kunstenares die de hemden had gemaakt wilde ontmoeten, zodat hij haar
eigenhandig kon belonen.
Negen
- Zichtbaar!
Wassilissa
volgde de dienaar naar het paleis en verscheen voor de koning. Toen hij
de mooie Wassilissa zag, werd hij verliefd op haar en zei dat hij haar
niet meer wilde laten gaan. Zij moest zijn vrouw worden.
Tien - De bruiloft
Hij pakte haar bij de handen en zette haar op de troon en diezelfde dag
nog werd het huwelijk gesloten. Spoedig daarna kwam de vader van Wassilissa
van zijn reizen naar huis, verheugde zich over haar geluk en mocht van
nu af in het paleis bij zijn dochter blijven wonen. Wassilissa nam ook
de oude vrouw bij zich in het paleis. En het popje hield zij tot aan het
eind van haar leven bij zich.
Uit: Marie-Louise
von Franz De vrouw in het sprookje Rotterdam, Lemniscaat, 1996
Blz. 126-130 Lees
ook het verhaal van IJzeren Hans. Zie
een citaat uit Moeders en dochters - een
driehoeksrelatie. Lees
Bert Hellingers betoog over Liefde tussen partners. Kijk
ook op www.hellinger.com. naar
boven | |