Kanzeon Bodhisattva
KANZEON ZEN CENTRUM DEN HAAG

home
wat is zazen?

citaat van de week

adressen en links

meer links

vorige | volgende

Vorige citaten:

Men’s Healing Group

Why A Men’s Group?

For men, sacrifice has become a substitute for intimacy.

Our fathers, by their actions, taught us that man’s first responsibility was to provide financially for his family. Love came to mean sacrifice. When they returned at the end of a long day, they had little time to spend with their sons, daughters, or wives. They gave all they had at the “office.” Many men spend more time working because they know what is expected of them more at work than at home.

Our perception of our fathers as emotionally unavailable began a modeling for us of sacrifice as a substitution for intimacy - a modeling that we all learned too well.

Men today feel isolated from other men and find it difficult to maintain satisfactory relationships with women.

As men, we have been primarily raised by our mothers and therefore continue to seek nurturing from women. Our fathers, who usually were absent, silent, or neglectful, taught us lessons that we unknowingly reenact. For example, if we were put down, ridiculed, or never touched by our fathers, then we become afraid to trust other men, become inpatient of others, or put out an angry atmosphere when around those that we love.

Man’s ego gets in the way of his happiness.

In the past, man was valued for being tough, brave and strong. Today, the toughness that was once our strength has become distorted into the macho behavior that turns off women and isolates us from other men. Since society no longer values these qualities, our status has declined as our confusion has grown.

To change, we must do the inner work that our fathers did not know how to do.

[...]


Uit:

Four Seasons Healing
A Vermont Not-for-Profit Counseling and Retreat Center at the Helfand Homestead
Cathie and Israel Helfand

lees verder

Kijk op Father-Son Retreats


IJzeren Hans

[...]

Toen zij de bodem konden zien, lag daar een wildeman die een lichaam had zo bruin als verroest ijzer en haar dat over zijn gezicht tot op zijn knieën viel. Zij bonden hem met touwen vast en brachten hem naar het slot. Daar was iedereen zeer verbaasd over de wildeman, maar de koning liet hem in een ijzeren kooi op het slotplein zetten en hij verbood op straffe des doods de deur van de kooi te openen en de koningin zelf kreeg de sleutel in bewaring. Van nu af aan kon iedereen weer veilig het woud ingaan.

De koning had een zoontje van acht jaar dat eens op het slotplein speelde en onder het spelen viel zijn gouden bal in de kooi. De jongen liep erheen en zei:

“Geef mij mijn bal eens aan.”

“Niet eerder,” antwoordde de man, “dan dat je de deur voor mij hebt opengemaakt.”

“Nee,” zei de knaap, “dat doe ik niet, dat heeft mijn vader verboden,” en hij liep weg. De volgende dag kwam hij terug en eiste zijn bal op maar de wildeman zei:

“Maak mijn deur open,” maar de jongen wilde niet. De derde dag was de koning op jacht en toen kwam de jongen weer en zei:

“Al zou ik het willen, ik kan de deur niet openmaken want ik heb de sleutel niet.”

Toen zei de wildeman:

“Die ligt onder het hoofdkussen van je moeder. Daar kan je hem halen.”

De jongen die graag zijn bal wilde terughebben, overwon zijn aarzeling en haalde de sleutel. De deur ging moeizaam open en de jongen klemde zijn vinger. Toen de deur open was, kwam de wildeman eruit, gaf hem zijn gouden bal terug en holde weg. De jongen was bang geworden, hij schreeuwde en riep hem na:

“Ach wildeman, ga niet weg, anders krijg ik slaag.”

De wildeman keerde om, tilde hem op, zette hem op zijn schouders en liep snel het bos in. Toen de koning thuiskwam zag hij de lege kooi en vroeg aan de koningin hoe dat gekomen was. Zij wist er niets van en zocht de sleutel, maar die was weg. Zij riep de jongen maar niemand antwoordde. De koning zond zijn mensen het veld in om hem te zoeken maar zij vonden hem niet. Toen kon hij wel raden wat er was gebeurd en er heerste diepe rouw aan het koninklijk hof.

[...]


Uit:

Grimm
Sprookjes voor kind en gezin
Rotterdam, Lemniscaat, 1991
Blz. 339-344

Lees het volledige initiatie-verhaal.

Lees een interview met Robert Bly over the roots of male violence.

Lees ook het verhaal van De mooie Wassilissa. Of de lange, Engelse versie.

Lees Bert Hellinger’s betoog over Liefde tussen partners.

Kijk ook op www.hellinger.com.

naar boven


Brief an den Vater

Franz Kafka

Liebster Vater,

Du hast mich letzthin einmal gefragt, warum ich behaupte, ich hätte Furcht vor Dir.

Ich wußte Dir, wie gewöhnlich, nichts zu antworten, zum Teil eben aus der Furcht, die ich vor Dir habe, zum Teil deshalb, weil zur Begründung dieser Furcht zu viele Einzelheiten gehören, als daß ich sie im Reden halbwegs zusammenhalten könnte.

Und wenn ich hier versuche, Dir schriftlich zu antworten, so wird es doch nur sehr unvollständig sein, weil auch im Schreiben die Furcht und ihre Folgen mich Dir gegenüber behindern und weil die Größe des Stoffs über mein Gedächtnis und meinen Verstand weit hinausgeht.

Dir hat sich die Sache immer sehr einfach dargestellt, wenigstens soweit Du vor mir und, ohne Auswahl, vor vielen andern davon gesprochen hast. Es schien Dir etwa so zu sein:

Du hast Dein ganzes Leben lang schwer gearbeitet, alles für Deine Kinder, vor allem für mich geopfert, ich habe infolgedessen »in Saus und Braus« gelebt, habe vollständige Freiheit gehabt zu lernen was ich wollte, habe keinen Anlaß zu Nahrungssorgen, also zu Sorgen überhaupt gehabt;

Du hast dafür keine Dankbarkeit verlangt, Du kennst »die Dankbarkeit der Kinder«, aber doch wenigstens irgendein Entgegenkommen, Zeichen eines Mitgefühls;

statt dessen habe ich mich seit jeher vor Dir verkrochen, in mein Zimmer, zu Büchern, zu verrückten Freunden, zu überspannten Ideen;

offen gesprochen habe ich mit Dir niemals, in den Tempel bin ich nicht zu Dir gekommen, in Franzensbad habe ich Dich nie besucht, auch sonst nie Familiensinn gehabt, um das Geschäft und Deine sonstigen Angelegenheiten habe ich mich nicht gekümmert, die Fabrik habe ich Dir aufgehalst und Dich dann verlassen, Ottla habe ich in ihrem Eigensinn unterstützt und während ich für Dich keinen Finger rühre (nicht einmal eine Theaterkarte bringe ich Dir), tue ich für Freunde alles.

[...]


Lees verder...

naar boven


Hoe weet ik of ik werkelijk een alcoholist ben?

U alleen, en niemand anders, kan tot die vaststelling komen.

Velen die nu AA-lid zijn kregen vroeger te horen dat ze geen alcoholisten waren, dat ze enkel wat meer wilskracht moesten opbrengen, verandering van omgeving nodig hadden, rust en wat hobby’s om er terug bovenop te geraken.

Diezelfde mensen hebben echter uiteindelijk toch een beroep gedaan op AA omdat ze in alle eerlijkheid moesten toegeven dat de alcohol hen de baas was, en dat ze tot alles bereid waren om aan die drang naar alcohol te ontsnappen.

Sommigen onder hen zijn omwille van die alcohol eerst door een hel gegaan alvorens ze wilden toegeven dat alcohol niets voor hen was.

De drank bracht hen tot plichtsverzuim, diefstal, leugens en bedrog en zelfs moord.

Zij profiteerden van hun werkgevers en misbruikten hun families.

Zij waren niet meer te vertrouwen in hun contact met andere mensen.

Zij verspeelden volledig hun materieel, geestelijk en intellectueel bezit.

Vele anderen waarbij het niet zo tragisch afliep deden echter ook een beroep op AA.

Zij belandden nooit in de gevangenis of in het hospitaal.

Hun drankzucht is misschien nooit opgevallen bij hun naaste familie of vrienden.

Doch zij wisten genoeg over alcoholisme als een progressieve ziekte om tijdig in te grijpen.

Zij traden toe tot AA voordat de gevolgen te erg werden.

Er is een gezegde in AA, nl. dat zoiets als in kleine mate alcoholist zijn niet bestaat.

Ofwel is men het, of is men het niet.

En ieder kan slechts voor zichzelf uitmaken of alcohol voor hem al dan niet een stuurloos probleem is.


Lees verder www.aa-nederland.nl

en klik op 44 vragen & antwoorden.

naar boven


Tau Te Tsjing

Lao Tze

1.

Het Tau dat kan worden uitgesproken,

is het eeuwige Tau niet;

de naam die kan worden omschreven,

is niet de onveranderlijke naam;

het niet-bestaan wordt de voorganger

van hemel en aarde genoemd;

het bestaan is de moeder van alle dingen.

Uit het eeuwige niet-bestaan zien wij dus

duidelijk het geheimzinnige heelal ontstaan;

van het eeuwige bestaan zien wij dus helder

de duidelijke onderscheidingen.

De twee zijn in wezen gelijk,

en worden eerst in hun openbaring verschillend.

Deze gelijkheid wordt diepte genoemd.

Oneindige diepte is de poort,

waaruit alle delen van het heelal voortkomen.


Uit:

Lao Tze
Tau Te Tsjing
Vertaling Carolus Verhulst
Mirananda Uitgevers B.V., 1979
Blz. 9

naar boven


Dansen in het duister

Nico Tydeman

[...]

Prajna paramita functioneert ook als de ‘finishing touch’ van de andere paramitas.

Men zegt wel dat de paramitas beoefend worden in tweeërlei opzicht: vanuit de wereld bezien en vanuit wijsheid.

Vanuit het perspectief van de wereld hebben de paramitas een direct nut. Al vrij snel tonen zij concrete, tastbare resultaten.

Als ik een bloemetje voor mijn vrouw koop, dan is de bloemist blij, mijn vrouw is blij en ik ben blij. Geven maakt gelukkig.

Iedereen weet dat het een zege is met een geduldig mens te maken te hebben. Alle paramitas hebben een dergelijke, onmiddellijke weldadige invloed.

Maar de bodhisattva beoefent de paramitas tegelijk vanuit het tweede perspectief, wijsheid. Hij of zij traint zichzelf in het loslaten van de gedachte iets te beoefenen. Elke objectiviteit verdwijnt uit de handeling.

‘Ik geef iets aan iemand’ wordt tot ‘er is niet iemand die geeft’, ‘er is niet iets dat wordt gegeven’ en ‘er is niet iemand aan wie gegeven wordt’.

Er wordt gegeven, en dat is nog te veel gezegd.

En dat geldt voor alle paramitas: er is niet iemand die discipline, geduld, energie, concentratie of wijsheid beoefent.

Er worden paramitas in praktijk gebracht. Zelfs de idee een bodhisattva te zijn en verlossing te brengen dient vanuit het oogpunt van wijsheid tot op de draad toe te slijten.

[...]


Uit:

Nico Tydeman
Dansen in het duister
Een proeve van spiritualiteit

Asoka, 1999
Tweede druk, november 2004
Blz. 176

naar boven


The Future of Religion

An interview with Robert Bellah

By Andrew Cooper

[...]

Question: I have noticed in our conversations that you have of late grown uneasy with the term “spirituality”. Why is that?

Answer: I am not so much bothered by the term “spirituality”, which is ancient and valuable in its traditional meanings, but only with the contemporary use of the term, which is only twenty or thirty years old.

Traditionally, spirituality was an aspect of religious life. In its recent usage, however, spirituality is in contrast to religion, or what is called “institutional religion”, which means a church, a continuing solidary community.

Spirituality in this new sense is a private activity, though it may be pursued with a group of the like-minded, but it is not “institutional” in that it does not involve membership in a group that has claims on its members.

An institution expects loyalty from its members, expects that they will stick it out when the going gets tough, and will not leave at the first indication that their needs are not being met.

A genuine understanding of marriage is an example of such an institution, as opposed to the serial monogamy so common in America today.

The way “spirituality” is often used suggests that we exist solely as a collection of individuals, not as members of a religious community, and that religious life is merely a private journey.

It is the religious expression of the ideology of free-market economics and of the radical “disencumbered” individualism that idolizes the choice-making individual as the primary reality in the world.

Q.: You assert the importance of understanding the particular context in which the words of Dogen, or any religious figure were recorded. In what ways should we be careful?

A.: Zen Buddhism began in Japan at a time when strong social structures hemmed in individuals on every side. The family you were born into determined most of your life chances.

Buddhism was a way to step outside these constricting structures. Becoming a monk was called shukke, literally, “leaving the family”.

We live in an almost completely opposite kind of society, where all institutions are weak and the family is in shambles. You don’t need Buddhism to “leave the family”.

To emphasize primarily the individualistic side of Buddhism (especially Zen) in America is only to contribute to our pathology, not ameliorate it.

My experience with San Francisco Zen Center is that they discovered they needed to build a strong sangha in order to survive.

A purely private Zen is a contradiction in terms (Suzuki Roshi famously said that “our practice is for others”), and sitting by oneself, with no teacher and no fellow students, can lead to madness.

Q.: In your essay “The Meaning of Dogen Today”, you wrote:

“Our problem is: How can we reformulate or recreate some kinds of viable intermediate structures that can put our society together again?”

What do you mean by “intermediate structures”?


A.: Religious communities are an example of intermediate structures. Even private spirituality depends on them.

Making up your own spirituality with no knowledge of any tradition is a virtual impossibility and, if it were attempted, would be more a sign of insanity than of insight.

Spirituality and religion (which means communities and institutions) require each other and could not survive separately.

Yet all intermediate structures in our society, including religious communities, are in decline.

We are making an experiment to see if a society can survive in which there are only individuals seeking their own interests.

The results so for are not promising.

Q.: Years ago, I attended a retreat with a renowned Theravada Buddhist meditation master and scholar.

His mastery of the scriptures and commentaries was impressive, but the idea of studying a text critically—for example, questioning its claims to historical authenticity—was completely foreign to him.

A statement was true because the Buddha said it, and we know the Buddha said it because tradition says he did. End of story.

Although this was at first disconcerting, I later came to understand that his approach was entirely the norm in traditional religious scholarship, which view religion with critical distance and, to use the French philosopher Paul Ricoeur’s term, suspicion.

The traditional approach affirms religious truth but does so by retreating from any substantive dialogue with the realities of the modern world; the modern approach opens religious study to the world but undermines faith and the value of tradition.

What are the essential characteristics of an approach to the study of religion that is both affirmative and critical?


A.: Ricoeur has the answer to the doubt he raised. First he speaks of “primary naiveté”, such as your Buddhist meditations master’s unquestioning acceptance of religious authority.

Next, he describes criticism, which arises on several levels from the modern pursuit of suspicion of all received truth.

Then he outlines a third perspective, which he calls “second naiveté”.

Modern criticism is suspicious of received truth as a form of domination, class interest, or psychological self-delusion—the “masters of suspicion” are Nietzsche, Marx, and Freud.

Second naiveté accepts the critical process, yet “in and through criticism” it lets the symbols and narratives embedded in tradition speak again; it listens to what they are saying.

From the position of second naiveté, one opens to the possibility that these traditional forms arise not from reason but from the immediacy of experience, and that their depth in meaning is inexhaustible.

I believe that modern critical inquiry actually deepens our understanding of the tradition.

It helps to see how different the world of the great texts was from our world, how hard it is for us to listen, how easy if is for us to read our own presuppositions into the text.

I think criticism increases the power of the texts to open us to what we don’t know, to make us realize we must change our lives and not conform to the culture of individualism that surrounds us.

Q.: You have said that fundamentalism and the New Age are two sides of the same coin. How so?

A.: We live in a disorienting world in which all the traditions have been called into question.

But the need to make sense of the world is as urgent as ever. Those struggling to get ahead in a world that doesn’t make sense find fundamentalism attractive.

It gives them clear and pat answers, and it helps them discipline themselves for the task of upward mobility.

For those of privileged backgrounds for whom “making it”, seems senseless but individualism is unquestioned, New Age religion seems to give them exciting possibilities to pursue their “personal spiritual journeys”.

The path you take is determined in considerable part by social class.

Unfortunately, neither fundamentalism nor New Age spirituality have any valid answers to the problems posed by our incoherent culture.

Only reappropriation of the great traditions through second naiveté has any chance of doing that.

Q.: Where do you as religiously minded person find hope, guidance, or inspiration in engaging the dilemmas of our contemporary dialogue with religious tradition?

A.: This question would require an essay I am not at the moment prepared to write .

If I had any inspiring examples that I could easily describe, I would do so, but most of us are just struggling in the dark.

I’m afraid I must leave your readers to do the same.


From:

The Future of Religion
An Interview with Robert Bellah
By Andrew Cooper

Tricycle
The American quarterly Buddist Review
Vol. XIV, No 1 Fall 2004
P. 52

Tricycle

Robert Bellah’s Homepage

naar boven


Maha Prajna Paramita Heart Sutra

Avalokitesvara Bodhisattva, doing deep Prajna Paramita, clearly saw emptiness of all the five conditions, thus completely relieving misfortune and pain.

O Shariputra, form is no other than emptiness, emptiness no other than form.

Form is exactly emptiness, emptiness exactly form;

sensation, conception, discrimination, awareness are likewise like this.

O Shariputra, all dharmas are forms of emptiness, not born, not destroyed, not stained, not pure, without loss, without gain;

so in emptiness, there is no form, no sensation, conception, discrimination, awareness;

no eye, ear, nose, tongue, body, mind;

no color, sound, smell, taste, touch, phenomena;

no realm of sight ... no realm of consciousness,

no ignorance and no end to ignorance ... no old age and death and no end to old age and death.

No suffering, no cause of suffering, no extinguishing, no path; no wisdom and no gain.

No gain and thus the Bodhisattva lives Prajna Paramita with no hindrance in the mind, no hindrance, therefore no fear, far beyond deluded thoughts, this is Nirvana.

All past, present and future Buddhas live Prajna Paramita, and therefore attain anuttara-samyak-sambodhi.

Therefore, know Prajna Paramita is the great mantra, the vivid mantra, the best mantra, the unsurpassable mantra;

it completely clears all pain - this is the truth, not a lie.

So set forth the Prajna Paramita mantra, set forth this mantra and say:

Gate! Gate! Paragate! Parasamgate! Bodhi svaha!

Prajna Heart Sutra!


Lees de lange versie van de Heart Sutra.

Nederlandse vertaling.

Commentaar.

naar boven


The Tree of Life

Colin Low

At the root of the Kabbalistic view of the world are three fundamental concepts and they provide a natural place to begin.

These concepts have more than one name; for the moment I will refer to them as consciousness, force and form.

These words are used in an abstract way, as the following examples illustrate:

• high pressure steam in the cylinder of a steam engine provides a force. The engine is a form which constrains the force.

• a river runs downhill under the force of gravity. The river channel is a form which constrains the water to run in a well defined path.

• someone wants to find a way to the centre of a garden maze. The hedges are a form which constrain that person’s ability to walk as they please.

[...]


Uit:

Colin Low
A Depth of Beginning:
Notes on Kabbalah
Release 3.0, 7th. July 2001
Blz. 5

Lees het boek als pdf-bestand. Let op: 1,9 Mb!

digital-brilliance.com/kab/

naar boven


Zen and the Art of Peter Matthiessen

I like to hear and smell the countryside, the land my characters inhabit. I don’t want these characters to step off the page, I want them to step out of the landscape.”

—Peter Matthiessen

Zen pervades the man’s writing. From earlier works like The Snow Leopard (1978), which won him the National Book Award, to his most recent End of the Earth: Voyages to Antarctica (2003), Peter Matthiessen’s writings are infused with metaphysical and philosophical explorations of what life is.

Not what life is, but what life is. Distilled further, it is not even life that Peter seeks to chronicle. Rather, it is the is-ness of it.

*****

“Is. Is. Is,” he proclaims, chuckling, in his commentary on the famous Haiku by Bassho, in Zen and the Writers Life (his two tape series from a previous workshop).

Old pond
Frog jumps in
Splash!

Is,” Peter adds, having transformed the old Haiku into a Zen teaching. “Is. Is. Is,” he muses. And then he laughs softly.

[...]


From:
Bearing Witness
The Journal of the Peacemaking Community

Read the whole article.

naar boven


On That Day

Some people say
It’s what we deserve
For sins against g-d
For crimes in the world
I wouldn’t know
I'm just holding the fort
Since that day
They wounded New York
Some people say
They hate us of old
Our women unveiled
Our slaves and our gold
I wouldn’t know
I’m just holding the fort
But answer me this
I won’t take you to court
Did you go crazy
Or did you report
On that day
On that day
They wounded New York

report v., -intr.,
3. To present oneself:
report for duty
- The American Heritage Dictionary


From:
Leonard Cohen
Dear Heather
CD

www.leonardcohen.com/DearHeather

naar boven


Omtrekkende bewegingen

Met het woord ‘God’ heeft de mens een naam gegeven aan de ontdekking dat hij tamelijk onthand in de wereld staat.

Wie beweert dat God de wereld geschapen heeft, zegt tegelijkertijd geen raad te weten met zijn eigen geboorte en dood, geen zicht te hebben op het doel van zijn handelingen en geen uitweg te weten uit de tegenstrijdigheden waarmee dit aardse bestaan gebrandmerkt is.

God vult de lege plek die ontstaat als elk weten en willen een einde bereikt heeft.

Na alles overwogen, gezegd en gedaan te hebben, ontstaat een stilte, een sprakeloosheid, een moment van volstrekte onwetendheid, en dat noemen wij God.

God is de conclusie dat ik in zake leven en dood niet in staat ben tot welke eindconclusie dan ook.

[...]


Uit:
Nico Sojun Tydeman, Sensei
Dansen in het duister
Een proeve van spiritualiteit

Asoka, 1999
Tweede druk, november 2004
Blz. 25

www.zenamsterdam.nl

naar boven


Het goede leven

Maak van het leven iets moois. Dat is het doel van Levenskunst. Of je het nu hebt over verlangen, bang zijn, oordelen, genieten, of vergeven.

Het gaat erom de goede manier te vinden om er mee om te gaan. Voor gelovigen betekent het bovendien een leven met God.

Lekker leven. Recepten voor de ziel gaat in op dit levensgevoel. Gedurende zes maanden op internet, televisie, radio en met een boek.

Op deze site:

  • Elke twee weken een nieuwe test om te ontdekken hoe jij omgaat met loslaten, tijd hebben, alleen zijn enzovoort.

  • Verder een receptenkookboek met regelmatig nieuwe recepten voor geluk die jij ons stuurde.
    Insturen kan nog steeds.

  • De recente uitzendingen van radio en televisie.

  • En meer informatie over de rijke traditie van de levenskunst.


Uit:
Lekker leven. Recepten voor de ziel

Een nieuw crossmediaal project
van KRO-RKK Mediapastoraat.
www.receptenvoordeziel.nl

naar boven


Without a Doubt

By Ron Suskind

Bruce Bartlett, a domestic policy adviser to Ronald Reagan and a treasury official for the first President Bush, told me recently that “if Bush wins, there will be a civil war in the Republican Party starting on Nov. 3.” The nature of that conflict, as Bartlett sees it? Essentially, the same as the one raging across much of the world: a battle between modernists and fundamentalists, pragmatists and true believers, reason and religion. more...

From:
New York Times, October 17, 2004
Read the original essay.

naar boven


Dokter Potok

Een medicijnenstudente doet onder pseudoniem verslag van haar stage in het ziekenhuis. Vandaag gaat de co-assistente poli lopen’.

Door Anne Hermans

Het dieptepunt van dit co-schap interne geneeskunde is toch wel het fenomeen poli lopen. ‘Poli lopen’ is een eufemisme voor: uren op een kruk zitten naast een internist, waarbij iedere tien minuten een andere patiënt de revue passeert.

Internist en patiënt kennen elkaar al jaren en nemen kort de stand van zaken door. Voor het aanhangsel op de kruk zijn deze gesprekjes abracadabra: met moeite raad je wat de patiënt voor aandoening heeft, of lukt het je jezelf voor te stellen.

Maar deze middag is direct duidelijk dat het anders wordt. Ik ontmoet dr. Potok: een oude internist die meteen respect inboezemt door zijn rustige, wijze houding.

Hij stelt me zelf aan al zijn patiënten voor, betrekt me bij het gesprek, legt uit en toetst mijn kennis. Dan laat hij me een kamer zien.

“De volgende patiënt is nieuw en die kun jij zelfstandig zien. Het draait hierbij om zorgvuldigheid”, legt hij uit.

“De juiste vragen stellen, secuur onderzoeken en analyseren. Neem daar gerust twee uur voor.”

En dan zegt hij met nadruk: “Vergeet niet om longen, hart, milt en lever te percuteren en op het lichaam van de patiënt uit te tekenen.”
Hij verlaat de kamer en ik blijf gespannen achter.

Percuteren: op de borstkas en buik van de patiënt kloppen en aan de hand van het geluid (hol of juist dof) bepalen welk orgaan eronder zit.

De theorie is geen probleem, de praktijk een grote uitdaging (of: al zit de theorie goed in mijn hoofd, bij mijn ‘kloppen’ is nauwelijks geluid te horen.)

Maar ik ben bereid tot het uiterste te gaan: als ik maar een goede indruk maak op dr. Potok.

Mijn patiënt, een oudere dame, komt binnen met haar dochter. Ze heeft last van haar linkerbeen. Ik stel alle vragen die in me opkomen en onderzoek haar zorgvuldig.

Gegeneerd leg ik uit hoe het percuteren in zijn werk gaat. Mevrouw knikt, maar ik zie haar dochter zuchten.

Eindeloos klop en klop en aarzel ik: klinkt dit als long, als hart of toch als milt? (of: is dit het hart, de long, of toch de milt?)

Waar moet ik die lijntjes in godsnaam tekenen? Ik voel me opgejaagd, maar hou vol: dr. Potok teleurstellen is immers geen optie.

Twee uur later staat mevrouw vol lijntjes. Haar dochter kijkt nu ronduit geërgerd en ik haast me de kamer uit.

Ik leg dr. Potok mijn analyse voor en geef beschaamd toe: “Ik twijfel aan die lijntjes en de dochter van mevrouw is behoorlijk geërgerd.”

Dr. Potok is hierdoor totaal niet van de wijs. Met een innemende glimlach wandelt hij de kamer in, stelt nog enkele geïnteresseerde vragen en blikt dan verbaasd in de status.

“Maar mevrouw”, zegt hij met opgetrokken wenkbrauwen, “bent u wérkelijk al 71 jaar? Dat zou ik u toch écht nooit hebben gegeven.”

Moeder straalt nu en dr. Potok klopt vliegensvlug de exacte locatie van al haar organen uit. Zelfs haar dochter ontdooit, maar vraagt hem toch nog: “Mijn moeder is hier voor haar been. Waarom bepaalt u de grootte van hart en longen?”

Dr. Potok glimlacht breeduit. “Dat is, mevrouw, nu een excellent voorbeeld van de gratis, doch volledige, APK die de interne geneeskunde u hier biedt.”

Tien minuten later is het been-probleem perfect geanalyseerd en de behandeling ingesteld. Als het duo tevreden de spreekkamer verlaat, ben ik nog steeds van mijn stuk.

Na drie maanden stage, heeft deze arts in één middag mijn hart voor de ‘interne geneeskunde’ gewonnen. Ik vond het vak altijd te stoffig, te breed, te langzaam en dacht meer aan gynaecologie.

Maar plotseling is me duidelijk: ‘observeren, onderzoeken, analyseren! Dit is de kern van de geneeskunde.’

Als dr. Potok me vervolgens vraagt: “En Anne, wat voor dokter word jij?”, hoor ik mezelf dan ook overtuigd uitspreken: “Ik hoop... internist.”


Uit:

NRC-Handelsblad
Zaterdag 9 oktober & zondag 10 oktober 2004
Achterpagina

naar boven


Compassie

Dennis Genpo Merzel, Roshi

Wat betekent het om echt te luisteren? Als je luistert, luister je dan om iets te horen dat je eigen ideeën, denkbeelden en vooroordelen bevestigt of versterkt?

Of luister je op een wijze, die je in staat stelt op een nieuwe manier te zien?

Luisteren om iets nieuws te ontdekken, om uit te zoeken wat het echt is, is totaal anders dan alleen maar luisteren om je eigen opvattingen te bevestigen.

Als je alleen luistert om bevestiging te krijgen, is dat de moeite nauwelijks waard.

Als je echt openstaat voot iets nieuws, is je geest oplettend, vrij en onbelemmerd.

Er zijn geen speciale bedoelingen.

Je geest is dan heel scherp, nauwkeurig, levendig, nieuwsgierig en fris.


Uit:

Dennis Genpo Merzel
24/7 Dharma
Asoka, 2003
Blz. 134

Wie is Dennis Genpo Merzel?

Zen-boeken van Uitgeverij Asoka


Listen to Ram Dass.

[Get Real Player]


Our deepest longing is to return home, to go back to our original nature.

The good news is, there are many ways to return home.

In the Zen tradition alone, we have many ways.

Being ‘one with’ is the key to returning home.

— Genpo Merzel Rosh


Uit:
Website van Stefan Coppens


Zen

Ben Claessens

    Je bestaan waarderen

Zen transformeert onvrede (duhkha) in waardering.

Zen leert de mens, terwijl hij in de uiterlijke wereld actief is, die uiterlijkheid te doorgronden door ‘in’ de aard der dingen te kijken, deze aard te ont-dekken.

Daarom wordt ook wel gezegd dat een zen-mens, als hij eenmaal in de aard van het bestaan is binnengedrongen, nooit meer naar ‘buiten’ hoeft te kijken.

Hij kan de dingen ongemoeid laten omdat hij hun aard kent.

Hij weet en ervaart, de energie van die aard vloeit door hem heen, hij herkent de dingen als zijnde zichzelf, hij is opgenomen in de stroom van het bestaan en wordt erdoor bewogen, onbelemmerd, ongehinderd.

En het is die stroom van energie die in de mens, buiten zijn wil, zonder onderscheid liefde, compassie en grondeloze waardering wekt.

Ieder moment, zo ziet de ontwaakte mens, is van onvergelijkelijke waarde, uniek en groots in al zijn schoonheid én al zijn afschrikwekkendheid.

Ook degene die het leven als last ervaart, kan door zen-beoefening plots letterlijk met ontwaakte, andere ogen in het leven komen te staan en inzien dat hij het eigen leven nooit een kans heeft gegeven.

Dát leven, met alle onvoorspelbaarheid, gaan waarderen, is in mijn ogen de unieke vrucht van de zen-beoefening.


Uit:
Ben Claessens
Zen
Serie Kort en Goed, Servire 2004
Blz. 84-85

Van de achterflap:

Het Zen-boeddhisme is in het westen enorm populair, en toch weten veel mensen niet precies wat het inhoudt.

In dit boek wordt kort, helder en duidelijk uitgelegd:

  • de betekenis van Zen voor de westerse lezers
  • de geschiedenis van de Zen-filosofie
  • de theorie van Zen
  • de praktijk van Zen

Verder vindt u in dit boek een

  • beknopte woordenlijst
  • bruikbare lijst van boeken voor verdere studie

Ben Claessens is freelance journalist en schrijver.

Eerder publiceerde hij onder meer het boek Mahatma Ghandi - aspecten van zijn filosofie.

Sinds 1999 is hij verbonden aan het Zen Centrum in Amsterdam, waar hij bij Nico Tydeman zijn zentraining volgt.

Zen Centrum Amsterdam

www.boekenwereld.com


naar boven

vorige | volgende

 

 
home | wat is zazen? | citaat van de week | vorige citaten | adressen en links | meer links